zondag 14 december 2014

Joop 1 ov

maandag 8 maart 2010

Joop 1

Joop was een groot deel van zijn leven een redelijke gewone man. Hij at een keer in de week ijs uit Australiƫ, twee keer per week vegetarisch, en dronk op zondag een glas rode wijn uit Zuid Frankrijk bij het eten. Zijn blonde haren begonnen grijs te worden, hij leefde zijn leventje. Alles ging zo zijn gangetje.


Totdat er iets veranderde in zijn leven.

Vervelende gebeurtenissen hadden de afgelopen maanden zijn leven en vooral ook zijn karakter veranderd. Joop had het aan de stok gekregen met een groepje feministische vrouwen die hem verweten dat hij te eenzijdig over emancipatie schreef. Ze verweten hem demagogie. Eenzijdige berichtgeving, dingen met elkaar in verband brengen.

Maar hij was schrijver van beroep, en hij was man, van eer en woord, hoe kon hij zich daar tegen verweren. Een schrijver dient zich niet prijs te geven aan de wensen van zijn publiek, de goede smaak van de massa, de democratie van het volk. Dat zou pas demagogie zijn.

Dat kon hij niet, de kritiek van de vrouwen zwol aan tot aan onmenselijke proporties. Joop verloor zijn goedbetaalde baan bij de uitgeverij, hij was een zenuwinzinking nabij. Hij woonde in een oud huis met drie parkieten, een cavia en een knuffelkonijn dat een oor mistte.

Zijn vrouw had hem drie jaren daarvoor verlaten, hij moest voor zichzelf zorgen, en voor de vijf dieren.

Hij was zich zelf langzaam maar zeker gaan verwaarlozen en hij voelde een vreemde wezenloze begeerte naar het lijf van een jong volwassen vrouw.

Niet de normale begeerte die alle mannen schijnen te voelen, (volgens de feministen?) maar een veel wredere wellustige begeerte. Een begeert die afweek van het normale patroon, de tederheid der liefde. Hij voelde de wreedste begeerte.

De begeerte om te wurgen. De liefde met de dood te doen eindigen. Het werden dromen, dwaze dromen, nachtmerries. Dwangdenkbeelden die zijn gedachten beklemden.

Door het gokken in het casino dreigde hij zijn huis kwijt te raken, en door het kwijtraken van zijn baan raakte hij aan de drank. Het bleef niet bij een glas wijn in de week, ook niet bij een glas wijn iedere dag bij het eten, het waren voortaan flessen in plaats van glazen. Whisky in plaats van wijn.

Joop zonk steeds verder af in de ellende, omdat geen vrouw hem meer verwende.

Hij had in een winkel, met kleurige kussens en een ijzeren lantaarn, een zwarte poes gezien. Dat was een teken van onheil! Hij geloofde in dat soort voortekens.

Hij had meer nare ervaringen met vrouwen.

Joop leefde aan de rand van de afgrond, zijn ongeschoren wangen gaven zijn grove hoekige gezicht een wat rondere uitstraling maar het kon niet voorkomen dat hij, mededoor zijn groene bloeddoorlopen ogen, een beestachtig voorkomen had. Niet iemand om 's nachts tegen het lijf te lopen. Hij was een verschijning die mensen de stuipen om het lijf joegen. Er waren oude vrouwen de hem de handtas van ver af toegooiden, gewoon uit pure angst, door het zien van zijn monsterachtige verschijning, zijn dronken waggelende tred.

In het park had hij, afgelopen dinsdag, tijdens zijn ochtendwandeling, een knappe jonge vrouw gezien, Sazanne met blonde maanharen, en een blozend kinderlijk gezicht, ze was gekleed in een dun, bijna doorschijnend, trainingspak, waarin haar stevige borsten en dwingende billen goed te zien waren. Op haar maagdelijke wangen, een blosje perzikblond van de morgenstond. Een glimlach rond de bloesems van haar mond, zo blozend en onschuldig rond haar kont, de dichter in Joop begon te zwijmelen. Zij had in haar meisjesachtige onschuld geen vermoeden. Geen enkel besef van de wreedheid die zo dicht bij haar in de buurt was gekomen. Sazanne had in haar prilheid waarschijnlijk geen enkele kans om aan haar noodlot te ontsnappen.

Langzaam liep de dichterlijke Joop van een afstand met Sazanne op, goed kijkend waar zijn lekkere hapje naar toeging. In zijn mond kreeg zijn speeksel een vreemde zoetzure smaak, hij voelde het bloed naar zijn hoofd stijgen, en een warm weldadig gevoel in zijn borst. Hij kreeg een vaag tintelend gevoel rond zijn kloppende kruis.

Zijn ochtendvogel gaf de tijd nauwkeurig aan, het werd tijd om de vlag uit te hangen. De wereld te bevrijden. Hij voelde dat de dag gekomen was om in een keer met al zijn frustraties af te rekenen. Joop bleef Sazanne volgen tot aan de plek in het park waar de meeste bomen waren. Waar de beschutting van het groen zijn wrede daad kon verhullen.

Dit was slechts een oefening in voltrekking. Joop voelde aan de hevigheid van zijn begeerte, dat het niet bij deze ene lustmoord zou blijven. Dit meisje was mooi, maar er waren mooiere meisjes en Joop had oefenmateriaal nodig en het liefst zo snel mogelijk. De spieren van zijn handen gloeiden van stevigheid in dit verlangen

naar de malse hals van het meisje. Joop begon heftig te hijgen. Sazanne had nog steeds niets in de gaten, ging op een bankje zitten voor het eten van een appel. Joop verborg zich dichtbij achter een boom. Ze nam een stevige hap van de sappige vrucht, hij hoorde het smakken van haar onschuld en zag haar mooie slanke gelaat genietend van het vruchtvlees dat zij zichzelf duidelijk liet smaken in de stralende lentezon van de ochtend. Door de wellust kwam er een waanzinnige grimas op het gezicht van Joop. Hij voelde nu alle spieren in zijn lijf. Hij voelde de vloek over zijn leven nu intens, hij had lijf van een toekomstige seriemoordenaar, in volle spanning en sensatie bij het zien van zijn eerste slachtoffer, Sazanne niets vermoedend genietend van een vrucht. Een vrucht die niet ver van de boom was gevallen. Het noodlot naderde nu snel.

Joop kon nu ieder moment toeslaan, maar hij nam nog eenmaal de tijd om haar prachtige jonge lichaam goed waar te nemen. Hij zag haar onbehaarde enkels, haar prachtige smalle hals, haar golvende blonde haren, en heldere blauwe meisjesogen. Joop kon zijn ogen niet meer van haar af houden, met een geluidloze beweging ontdeed hij zijn lichaam van de stilstand waarin het jaren had verkeerd.
Voor Sazanne was het een doodgewone dag, en een doodgewone appel.
Zij had nog steeds niets in de gaten en wist niet dat de dood op de loer lag.

In het park was alleen het geluid van vroege vogels te horen. Zij zongen een doodslied. Een lied van onschuld vermoord in de kelen van de onschuldigen.


© maart 2010, mobar

Geen opmerkingen:

Een reactie posten